Header1.png Header publiek.png IMG_5180 (2).JPG

HOCO Zaalhockey


1. Zaalhockey bij HOCO 

Voor actuele informatie over de spelregels van zaalhockey, klik hier


 

Bij HOCO wordt er tijdens de winterstop al vele jaren gezaalhockeyd. De zaalhockeytrainingen en -competitie wordt gespeeld in de twee sporthallen in de gemeente Oisterwijk die hier geschikt voor zijn: De Leye (Oisterwijk) en Stokeind (Moergestel). Helaas is in deze sporthallen slechts beperkte tijd beschikbaar om te zaalhockeyen waardoor niet alle teams aan het zaalhockey deel kunnen nemen.

 De zaalhockeycommissie is al geruime tijd voor aanvang van de zaalhockeycompetitie bezig met de organisatie van e.e.a.. Naast het huren van zaalruimte en het inschrijven van teams komt er veel meer bij kijken. Het is een volledige competitie die in de winterstop wordt afgewerkt. Er zijn dus weer trainers en coaches nodig om de HOCO-teams te ondersteunen en te begeleiden; de wedstrijden zullen moeten worden ingedeeld en er is bij iedere wedstrijd zaalleiding noodzakelijk.

  

2. Belangrijkste verschillen tussen zaal- & veldhockey 

 

In bijgaand overzicht zijn de belangrijkste verschillen tussen veld- en zaalhockey te lezen.

Klik op de volgende link voor het overzicht: verschillen veld- en zaalhockey 

  

3. Officiële spelregels zaalhockey 

 

Klik op de volgende link voor de officiële zaalhockey-spelregels: spelregels zaalhockey

  

4. Toelichting spelregels zaalhockey 

 


INLEIDING 

In Nederland is er een groeiende interesse in het zaalhockey. Reden genoeg om goed voorbereid het seizoen in te gaan, de spelregels uitgebreid door te nemen. 
Veel zaalregels zijn gelijk of vergelijkbaar met de veldregels. Het is aan te bevelen om de onderstaande informatie te kennen, voordat je de zaal betreedt.

 

SPELEN VAN DE BAL

*Alleen de push en de tip-in zijn toegestaan. Een push voldoet aan de regels wanneer de bal van dichtbij wordt weggeduwd, terwijl op dat moment zowel de haak van de stick als de bal op de grond zijn. Een ‘slapshot’ is niet toegestaan. Wanneer de speelbeweging wordt ingezet van dichterbij de bal dan 50 cm, is er geen sprake van een slapshot.

*In het normale spel, dus anders dan bij een push op doel, dient de bal over de grond gespeeld te worden. Wanneer hierbij, maar tevens bij het stoppen van de bal, de bal van de grond afgaat, geldt een maximaal toelaatbare hoogte van 10 cm. Dat wil zeggen dat erbóven in ieder geval fout is, maar elke bal die niet over de grond is gespeeld of omhoog gaat bij het stoppen, is een overtreding wanneer de tegenstander daar last van heeft. Dat de tegenstander daarbij binnen speelafstand, of in de baan van het schot dient te zijn is duidelijk. 

*Er mag niet liggend gespeeld worden, je mag niet: echt liggen, of opzettelijk een knie, arm of hand aan de grond hebben. De hand die de stick vasthoudt mag bij het spelen van de bal met de stick wel op de grond komen. De regel is bedoeld om de speler te bestraffen die eerst een hand, knie of arm aan de grond heeft, voordat hij de bal speelt. Het is geen overtreding als de speler gaat steunen of liggen nadat de bal gespeeld is.  

*Verdedigers (doelverdediger inbegrepen) mogen bij een schot op doel de bal boven schouderhoogte met hun stick stoppen, mits dat niet gevaarlijk gebeurt of gevaar veroorzaakt. 

KEEPER 

*Regeltechnisch is er een verschil tussen een keeper en een verdediger die de keeperstaken op zich neemt (de vliegende keep of kicking back). De gewone keeper met uitrusting moet in zijn cirkel zijn helm op. Dat moet om het risico van blessures tegen te gaan; de keeper zal immers vaak met zijn lichaam zijn doel verdedigen. Als de keeper buiten zijn cirkel komt om als een soort veldspeler mee te doen, mag hij zijn helm afdoen, maar het hoeft niet. Ook als hij een strafbal neemt, mag hij zijn helm afzetten. 


*Een verdediger die zonder keepersuitrusting als doelverdediger optreedt (de kicking back) is verplicht om een helm te dragen bij het verdedigen van een strafcorner of strafbal, maar verder is hij vrij om wel of niet een helm op te zetten. Ook het dragen van handschoenen is zijn eigen keus. 

*Alleen als èn de keeper èn de bal in de cirkel zijn, mag de keeper (in zijn eigen cirkel) liggend spelen. 

SPELHERVATTINGEN 

*Spelhervattingen in de zaal verschillen soms van spelhervattingen op het veld. Lange corners bestaan niet in de zaal: het is ofwel uitpushen ofwel strafcorner. Maar in dat laatste geval moet er echt sprake zijn van bewust over de eigen doellijn spelen. Zowel een vrije push voor de verdediger binnen de cirkel als de uitpush wordt genomen van een willekeurige plek in de cirkel.  

*Voor het nemen van de bully geldt het volgende:  

    • Op de plaats die de scheidsrechter aanwijst, zo dicht mogelijk bij de plaats van het voorval.

    • Als het voorval binnen de cirkel gebeurde, dan 10 cm. buiten de cirkel midden voor het doel.

    • De twee spelers raken met de stick eerst de grond, vervolgens de sticks (platte kant), waarna de bal gespeeld mag worden.

    • Tot de bal in het spel is, moeten alle andere spelers 3 m. afstand nemen.

ADVIEZEN VOOR SCHEIDRECHTERS 

*Goede collegialiteit van scheidsrechters tijdens de wedstrijd bevordert de samenwerking en straalt uit op de spelers. Maak daarom vooraf goede afspraken over signalering van de overtredingen op de helft van de collega, waarvoor niet zelf gefloten mag worden.


*Maak goede afspraken met de zaalwacht of tijdwaarnemer en laat geen misverstand bestaan over wie de tijd bijhoudt en wie het einde van de speelhelft bepaalt. Laat ook, vooraf, duidelijk aan de teams weten of zij op de toeter of op de fluit moeten letten.

  
*Wanneer je zelf het idee hebt dat je wel eens fout zou kunnen zitten met een essentiële beslissing, zet dan de tijd stil om je collega advies te vragen. Doe dit echter alleen als de collega het voorval realistisch gezien ook heeft kunnen waarnemen. Want de praktijk leert dat hij, ook als hij zegt helemaal niets gezien te hebben, toch van de spelers de schuld zal krijgen over een voor hen nadelige beslissing. Maar er zijn wel eens voorvallen waarbij het nuttig is om elkaar even te raadplegen. Omdat de afstanden in de zaal vrij klein zijn, is vaak een klein gebaar voldoende om eventuele onduidelijkheden makkelijk met elkaar op te lossen.

  
*Een scheidsrechter wordt beoordeeld op de juistheid van zijn beslissingen. De positioning bij het zaalhockey is anders dan in het veldhockey. Maak daar goede afspraken met elkaar over, en pas je positioning aan, aan de hand van de ervaring bij situaties.


*Vaak geeft een wedstrijd aanleiding voor spelers of begeleiders om na afloop even wat spelsituaties door te spreken met elkaar en met de scheidsrechters. Deze gesprekken kunnen nuttig en leerzaam zijn. Net als briefings en bijscholingen zijn dit momenten waarop ervaringen worden uitgewisseld. En hoewel de meeste spelers in een wedstrijd meer fouten maken dan welke scheidsrechter dan ook, is het soms wel eens goed om een arbitrale fout toe te geven. 

*Een coach is aangesteld om zijn team te coachen. Zodra een coach ook de scheidsrechter gaat coachen is het belangrijk om op tijd in te grijpen. Doe dit met een opmerking, een blik of een gebaar. Spreek ook de aanvoerder aan op het gedrag van zijn coach. Coaches, die het veld op komen om hun ongenoegen te uitten krijgen direct geel. Schelden betekent rood. 

AANVOERDERS EN TEAMGEDRAG

*Elk team dient een aanvoerder te hebben, voorzien van een aanvoerdersband. De aanvoerder mag zich in zowel in het veld als op de bank ophouden. Alleen wanneer de aanvoerder (tijdelijk) uit het veld is gestuurd, dient de aanvoerdersband aan een andere speler te worden overgedragen. Dit is dus momenteel net als de veldregel.

  
*Het is goed om een team via de aanvoerder aan te spreken op zijn gedrag. Deze manier van optreden zal er voor zorgen dat de spelers niet bij elke strafcorner of vervelende beslissing overgaan tot groepsprotesten. Wacht niet tot het zoveelste protest, maar treed direct op. Het is niet de bedoeling dat elke vorm van protest direct via een kaart voor de aanvoerder wordt opgelost; vaak is het al voldoende de aanvoerder te vragen om in te grijpen. Een kaart kan dan volgen wanneer de aanvoerder dit niet doet, of wanneer zijn invloed niet voldoende merkbaar is geweest. Wanneer het protesteren duidelijk van één speler komt, moet de aanvoerder natuurlijk geen kaart krijgen, maar moet er tegen deze speler worden opgetreden.

  
*Kaarten die een aanvoerder krijgt in het kader van zijn functie, komen noch in de wedstrijd noch op het "strafblad" ten laste van de persoon van de aanvoerder. Dat betekent dus dat een aanvoerder geel kan krijgen voor een overtreding als speler en tevens geel als aanvoerder voor een misdraging van zijn team, zonder dat de tweede kaart in dit geval tot een zwaardere straf leidt. Dit geldt ook voor groene kaarten.


*Een kaart voor de aanvoerder wordt aan de functionaris gegeven: wordt iemand anders aanvoerder gemaakt, dan krijgt hij in een voorkomend geval strafverzwaring als aanvoerder.

 

VOORDEEL EN AFHOUDEN 

*Voordeel is meer dan alleen balbezit; belangrijk is niet datgene dat de scheidsrechter vindt wat de speler zou kunnen, maar dat wat een speler daadwerkelijk kan in een bepaalde situatie. Doel is datgene te doen dat de overtredende partij het meest nadeel bezorgt: een straf opleggen of door laten spelen. 

*Afhouden bestaat nog steeds. Wanneer een balbezitter zich in één vloeiende beweging vrijspeelt, is de kans op afhouden niet groot. Maar zeker wanneer de balbezitter zijn beweging onderbreekt, of wanneer hij dribbelt en daarbij de bal steeds bewust aan de andere kant van zijn lichaam, ter hoogte van zijn voet houdt, kan gemakkelijk afhouden ontstaan. 

RUW OF GEVAARLIJK SPEL

*Scheidsrechters dienen alert op te treden tegen ruw spel. Wanneer spelers merken dat ruw spel wordt getolereerd, voelen ze zich onveilig en hebben ze soms de neiging om voor eigen rechter te gaan spelen. Ook wanneer een scheidsrechter voordeel geeft bij een fysieke of ruwe actie, dient hij daarom door een gebaar of fluitsignaal achteraf, de speler te laten merken dat de overtreding is gesignaleerd. Dat hoeft helemaal niet altijd met een (uitgestelde) kaart, maar kan ook gewoon door een gebaar of vermaning. Als maar duidelijk is dat de enige reden waarom niet gefloten werd, is dat de scheidsrechter voordeel een betere straf vond. 

  
*Ruw spel is iets anders dan sportief fysiek spel. Niet elk lichamelijk contact is fout, maar het is zaak om controle te houden over de irritante, soms kleine, fysieke overtredingen die in een later stadium tot grotere reacties of blessures kunnen leiden. 


*Met name in de zaal komt het regelmatig voor dat spelers in balbezit een soort pirouette maken om vervolgens de bal hard in de richting van een dichtbij staande tegenstander te speler. Doel is vaak het veroorzaken van een overtreding doordat de bal zo hard wordt gespeeld dat controle op die korte afstand niet mogelijk is en waardoor de bal vaak omhoog gaat. Deze manier van spelen is potentieel gevaarlijk (men raakt gemakkelijk de hand van de laagzittende verdediger) en moet worden tegengegaan. Wanneer de balbezitter deze beweging maakt en de bal van dichtbij in de richting van zijn tegenstander speelt, krijgt hij een vrije push tegen en een waarschuwing. Bij herhaling volgt een gele kaart. 

*Ook als de bal van korte afstand hard in de richting van een laag zittende tegenstander wordt gepusht, met kennelijk alleen maar de bedoeling om een stopfout te veroorzaken of de tegenstander op het lichaam te raken, krijgt de veroorzaker een vrije push tegen (uitlokken van een overtreding). 

WISSELEN 

*De wisselregel in de zaal is gelijk aan de veldhockeyregel: wisselen mag op elk gewenst moment.  

*De afstanden in de zaal zijn klein; let dus goed op het juist wisselen. De speler moet eerst het veld uit, voordat de wisselspeler er in mag en veldspelers moeten binnen 3 meter van de middenlijn wisselen. Er zal nauwelijks een strafcorner gegeven worden voor het verkeerd wisselen, dat kan in feite alleen nog wanneer men met te veel spelers in het veld komt te staan. Probeer het team tijdig te waarschuwen en te voorkomen dat een strafcorner gegeven moet worden. Als er duidelijk sprake is van opzet volgt de straf. 

  
SPELHERVATTINGEN

*Bij alle spelhervattingen dienen tegenstanders minimaal 3 meter afstand te houden van de bal. Bij een vrije push voor de aanvallers binnen 3 meter van de cirkel moeten alle spelers (behalve degene die de bal neemt) 3 meter afstand te houden. De bal moet bij een vrije push stil liggen, maar een bal moet niet worden afgefloten, wanneer deze duidelijk gecontroleerd wordt neergelegd. Bij het nemen moet de bal minstens 10 cm bewegen. 

*Net als bij veldhockey hoeft de vrije push niet exact op de plaats van de overtreding genomen te worden. De aanvaller mag echter geen onredelijk voordeel krijgen uit het op een andere plaats nemen van de bal. Is dat wel het geval dan is een vrije push voor de tegenpartij de enig juiste beslissing. Na een overtreding van een aanvaller in de cirkel mag de verdediger de bal op iedere willekeurige plaats in de cirkel nemen. Alle tegenstanders moeten dan buiten de cirkel blijven totdat de bal genomen is. 

*Het spel kent geen lange corner. Het is een uitpush voor de verdedigende partij. 

*De 5-meter regel is een bruikbare manier om strafverzwaring toe te passen. De regel wordt net als de 10-meter regel in het veldhockey toegepast. De 5-meter regel kan ook worden toegepast op de helft van de overtredende speler. De 5-meter straf wordt dan toegepast bij een licht vergrijp, de strafverzwaring tot een strafcorner wordt toegepast bij een zwaarder vergrijp of wanneer de verplaatsing van vijf meter zou leiden tot een vrije bal binnen de cirkel.  

GEBRUIK VAN LICHAAM EN STICK

*Het dragen van scheenbeschermers is voor veldspelers verplicht. Dit staat in het bondsreglement en is dus geen spelregel waartegen spelstraffen worden opgelegd. Een veldspeler mag zonder scheenbeschermers niet aan een wedstrijd deelnemen, net zoals dat hij niet in een wit shirt mag spelen wanneer de rest van zijn team in het blauw speelt. Als een veldspeler bij een actie zijn scheenbeschermer verliest, moet niet worden afgefloten; de speler moet op het eerste dode spelmoment zijn scheenbeschermer weer omdoen. 

*Een verdediger mag sticks maken wanneer hij zonder gevaarlijk spel te veroorzaken een schot op doel stopt. Dit soort reddingen wordt meestal in een reflex gedaan, dus zal hij zijn stick niet helemaal doodstil hebben. Dat is geen probleem, mits de bal maar niet bewust wordt voortbewogen. Gaat de bal na de stop over de achterlijn, dan is het uitslaan. 

*Een sleeppush mag altijd, behalve bij het nemen van een strafbal en behalve wanneer een aanvaller bij een vrije push de bal pas in de cirkel loslaat. Maar alle andere sleeppushes mogen. In het normale spel altijd (óók als de tegenstander daarmee op het verkeerde been wordt gezet) en bij overige spelhervattingen ook. 

  
*Net als op het veld zullen de spelers in de zaal ongetwijfeld ook trachten over te gaan tot het ‘stickafhouden’. Stickafhouden is een beweging waarbij de balbezitter de bal met zijn stick afschermt voor de tegenstander. Het in één vloeiende beweging spelen en begeleiden van de bal (dribbelen) is geen stickafhouden. Wanneer men de bal laat rollen en vervolgens de stick tussen de bal en de stick van de tegenstander houdt, is dit het wel.

 
*Je moet niet tegen de geraakte speler fluiten als de bal met opzet tegen zijn lichaam wordt aanspeelt, terwijl zijn positioning de mogelijkheid van een alternatief bood. De geraakte speler beging immers geen overtreding. Meestal is het dan het beste om te laten doorspelen, maar de scheidsrechter moet dan wel duidelijk aangeven (bijvoorbeeld met het voordeel - gebaar) dat hij wel zag dat de speler geraakt werd, maar dit geen overtreding achtte. Als zo’n "shootgeval" leidt tot onevenredig voordeel van de speler die geraakt werd, of van diens team, moet echter wel gefloten worden. Dit voordeel zou niet volgens de intentie van de regel zijn. In zulke gevallen krijgt de geraakte speler de vrije push mee, aangezien de bal met opzet tegen hem aan werd gespeeld.

  
*Bij zaalhockey gebruikt een speler de hand waarmee hij zijn stick vasthoudt in sommige gevallen bewust om de bal te spelen of beter te controleren. Dat is niet toegestaan en dient als "shoot" bestraft te worden. Wanneer de bal echter tegen een hand wordt aangespeeld, is dit net als in het veldhockey geen overtreding. Dus: bal raakt hand is niet fout; hand raakt bal wel.


STRAFCORNER EN STRAFBAL 

*Het opzettelijk spelen van de bal vanaf de eigen speelhelft over de achterlijn dient ook bij zaalhockey te worden bestraft met een strafcorner. Opzettelijk houdt in dit geval in dat de betrokken speler bewust en actief koos voor de optie van het spelen over de achterlijn. Een keeper mag de bal laten afkaatsen over zijn achterlijn, ook als dit (waarschijnlijk) opzettelijk gebeurt. In "lange corner situaties" uit het veldhockey geeft u in de zaal gewoon een uitpush. 

*Een opzettelijke overtreding door een verdediger buiten de cirkel, maar op eigen helft wordt bestraft met een strafcorner. Consequent toepassen van deze regel voorkomt discussie. 

*Tot het moment van nemen van de strafcorner mogen aanvallers (behalve degene die de bal aangeeft) noch verdedigers met hun handen, voeten of sticks de grond binnen de cirkel aanraken. De stick binnen de cirkel maar boven de grond zonder de grond te raken is dus wel toegestaan. Een (doel)verdediger mag de doelpaal niet aanraken als steun bij het uitlopen. Een ‘sleeppush’ bij het aangeven is toegestaan, mits de bal in één beweging wordt gespeeld en niet van richting wijzigt.  

*Let vooral op het te vroeg uitlopen. Gezien de geringe afstand tot de plaats waar de bal gestopt wordt, kan te vroeg uitlopen al snel veel voordeel opleveren. Maar, hoewel het regeltechnisch mag, moet het geven van een strafbal voor regelmatig te vroeg uitlopen waar mogelijk worden voorkomen. Individuele straffen zijn beter. 

*Voor het eerste schot op doel dient de bal gestopt te zijn. In tegenstelling tot veldhockey mag bij zaalhockey de bal binnen de cirkel worden gestopt. Stoppen betekent stil liggen. De plicht tot stoppen vervalt niet wanneer de bal een verdediger raakt alvorens het eerste schot op doel volgt. 

*De wisselregel is net als bij veldhockey en dus is opgenomen dat er na het toekennen van een strafbal wèl gewisseld mag worden, zowel aanvallers als verdedigers. 

*Een tegen het einde van dewedstrijd toegekende strafcorner moet worden genomen en uitgespeeld, ondanks dat (mogelijk) de tijd is verstreken. 

*Een strafcorner is uitgespeeld als: 

  • Een doelpunt gemaakt is.

  • Een aanvaller een overtreding begaat.

  • Een verdediger een overtreding begaat, die niet tot een strafcorner leidt. Als er wel een (nieuwe) strafcorner wordt toegekend, dan moet ook deze worden uitgespeeld.

  • De bal meer dan 3 m. buiten de cirkel komt.

  • Als de bal over de achterlijn verdwijnt. Tenzij een verdediger het dusdanig opzettelijk doet, dat er een strafcorner wordt toegekend, dan moet ook deze worden uitgespeeld.

*Spelers mogen als een strafcorner of strafbal wordt toegekend, hun stick alleen voor een andere omruilen als die is gebroken of gevaarlijk beschadigd. 

PERSOONLIJKE STRAFFEN 

*Alle straffen hebben een signaalfunctie voor spelers van beide teams. Wanneer deze niet of onvoldoende wordt opgepakt dient tijdig naar een zwaardere straf te worden overgegaan. Tijdige en juiste bestraffing van overtredingen werkt preventief en voorkomt vaak verbaal wangedrag. 

*Voor het geven van een kaart wordt de tijd stilgezet, voor het geven van een vermaning niet. Het is echter helemaal niet verboden om het nemen van een vrije slag even op te houden om even iemand kort toe te spreken. Maar voor de duidelijkheid wordt afgesproken: tijd stil, dan een kaart. 

*De minimum tijdstraf voor een speler bij een gele kaart is twee minuten. Deze minimale straf wordt echter alleen toegepast bij verbale of minder zware vergrijpen (geen afstand, bal wegtikken). Bij duidelijke fysieke overtredingen moet de tijdstraf langer zijn, maar de maximale tijdsduur van een tijdelijke straf (gele kaart) is bij zaalhockey 5 minuten. Wanneer de overtreding dermate grof is, dat een tijdstraf van meer dan 5 minuten gerechtvaardigd lijkt, dan zal een rode kaart op zijn plaats zijn. 

*Bij alle tijdstraffen geldt dat de scheidsrechter duidelijk en direct de duur van de straf aangeeft. Vervolgens is het de verantwoordelijkheid van de tijdwaarnemer om de speler weer het veld in te laten gaan. Dat dit niet tijdens een strafcorner- of strafbalsituatie kan, weet de tijdwaarnemer ongetwijfeld. Bij een rode kaart dient de betrokken speler de hal te verlaten. De wedstrijdleiding zal zich met de controle hierop bemoeien. Teambegeleiders die een gele kaart ontvangen moeten tien minuten naar de tribune, waar ze zich niet met het spel mogen bemoeien. 

*In alle gevallen is twee keer groen geel en twee keer geel rood, behalve bij een aanvoerder, want daar worden de kaarten voor de speler en de functionaris apart geteld. Het noteren van een tweede gele kaart gaat net als bij veldhockey: bij een identieke overtreding schrijft u een gele en een rode kaart op; bij twee verschillende overtredingen schrijft u twee gele kaarten op. In de wedstrijd blijft het resultaat gelijk: na de tweede gele kaart komt de speler niet meer terug het veld in. 

*Aandacht wordt gevraagd voor juiste presentatie van de kaarten. Het geven van een kaart is een moment waarop de scheidsrechter toont waar zijn grenzen liggen. Niet vanaf een afstand ‘toezwaaien’, maar aan spelers en publiek duidelijk maken aan wie de kaart gegeven wordt.

  

5. Informatie voor scheidsrechters 

 

Het fluiten in de zaal is op diverse punten gelijk aan het fluiten van een veldhockeywedstrijd. Toch zijn er ook wezenlijke verschillen (zie paragraaf 'verschillen veld- en zaalhockey'). Naast het bestuderen van de officiële spelregels en de overige informatie over zaalhockey op de HOCO-site is het zinvol om ook de jaarlijkse briefing die de KNHB aan alle bondsscheidsrechters verstuurd, goed door te lezen.

Klik op de volgende link voor dehttp://www.knhb.nl/arbitrage/spelregels+en+briefingen/spelreglement+zaalhockey/DU11512_Spelreglement+zaalhockey.aspx

  

6. Zaalhockey-locaties (sporthallen) 

 

Zaalhockey is een 'indoor'-sport en wordt in sporthallen beoefend. Deze locaties zijn dus meestal niet bij de hockeyclubs te vinden maar elders in de stad, dorp of gemeente van de betreffende hockeyclub en soms zelfs wel daarbuiten. Zie hiervoor de KNHB-site of via deze website onder 'wedstrijden'.